zaterdag 26 februari 2011

Saai

Je bent saai. Ja, jij. Ongelofelijk niet boeiend. En vaag, langdradig en slaapverwekkend. Gewoon doodsaai. Ik snap niet dat je iemand boeit. Als je begint, haak ik al af. Dat ligt niet aan mij. Ik wíl wel, maar het lukt me gewoon niet. Je bent vergelijkbaar met bejaardenseks: ze willen wel, maar het lukt ze gewoon niet. Allerlei hulpmiddelen worden ingezet, maar het haalt niets uit. En uiteindelijk zullen ze uitgeput in slaap vallen.
Zo gaat het ook bij jou. Ik heb van alles geprobeerd: energydrank, liters koffie en kilo's suiker, alles om maar een beetje energie te krijgen voor jou, maar helaas: geen resultaat. Je blijft saai. Niets aan jou boeit me. Je eerste woorden laten me gapen, en aan het eind van de zin weet ik al niet meer wat het eerste woord was. Ja, zo erg is het. Je overtreedt ook de belangrijkste regel: je zou namelijk vanaf het begin moeten boeien. Ik kom onmogelijk door je heen. Je bent echt nog saaier dan doodsaai. Ik hoop dat ze je snel, heel snel, van de boekenlijst halen, Journalistieke cultuur in Nederland.

dinsdag 22 februari 2011

Carnaval

"En jij, wat word jij met carnaval?"

Carnaval 2011. De pret begint dit jaar op vrijdagavond 4 maart en zal duren tot dinsdag 8 maart. Het hele dorp zal samen met de rest van Brabant, Limburg en andere kleine delen in Nederland vijf dagen op zijn kop staan. 
Als Brabander vraagt men me geregeld of ik carnaval ga vieren. Als ik vervolgens antwoord met 'nee', zijn ze met stomheid geslagen. Wát?! Een Brabander die geen carnaval viert?! Wat is dit nu? Hun hersens slaan op hol, dit kán niet. En toch is het waar. Ik vier geen carnaval. Vorig jaar heb ik carnaval gevierd omdat ik me dood aan het vervelen was thuis, en ik geef toe: het was leuk. Maar ik heb vorig jaar gezegd: één keer en nooit meer.
Ik vind carnaval maar raar. Vijf dagen stomdronken zijn en in dezelfde kleren rondlopen: dat is niet echt iets wat mij aanspreekt. Meisjes van dertien, veertien, misschien vijftien jaar die nog minder aanhebben dan Kim Holland als het vriest die denken dat ze 'sexy' zijn. Slettend in de kroeg hangen, met iedereen zoenen en vooral: aan iedereen zitten. Het lijkt wel alsof de mannelijke bevolking een vrijbrief gekregen heeft waarin staat dat alle vrouwen overal aangeraakt mogen worden. En als je 'nee' zegt, wordt dat meteen beantwoord met: "Wat doe je moeilijk, het is carnaval." Nou, carnaval of niet, je blijft van m'n lijf.
En, ook niet onbekend in mijn dorp, de verhalen over wie er allemaal seks gehad heeft met wie achter de kerk. Eigenlijk is carnaval een uitwisselingsbijeenkomst van SOA's en andere rare ziektes die je niemand toewenst. Neem je SOA-spaarkaart mee, en met een beetje geluk heb je hem op woensdagochtend helemaal vol gespaard. 

En dan de mensen die, als ze eindelijk nuchter zijn, op Hyves, Facebook of Twitter vertellen dat 'het werkelijk geweldig was en dat ze niet kunnen wachten tot volgend jaar.'  Mensen die op 9 maart al weer gaan bedenken wat ze volgend jaar met carnaval worden. Mensen die elke week twintig euro van hun bankrekening halen en het in een spaarpotje doen, zodat ze het uit kunnen geven met carnaval. Het is maar waar je mee bezig wil zijn, denk ik dan. Carnaval is niet voor mij weggelegd, ik gedraag me de overige 360 dagen wel als een malloot. Dat lukt me namelijk prima zonder carnaval.

Het spijt me

Ik wil je al een aantal maanden wat zeggen. Iets dat recht uit mijn hart komt. Ja, echt.
Wie ben je eigenlijk? Een hoopje opgestapelde feitjes, dat zou je moeten zijn. De ene dag ben je beter dan de andere, dat kun je niet ontkennen. Sommige mensen staan met je op, onder het genot van een kopje koffie en een boterham met hagelslag. Ik niet. Ik heb je niet eens thuis, tot de grote verbazing van mijn leraren. Ik lees je zusjes 's morgens, als ik ze toevallig in mijn hand gedrukt krijg, en daarna laat ik ze achter in het Openbaar Vervoer. Zodat iemand anders door ze heen kan bladeren.
Nee, ik lees je niet van harte. Het is dat het moet, zeg maar. Wat ik echt van je vind? Ik vind je saai en achterhaalt. Ik vind je soms werkelijk om te huilen. Ik zou het allemaal anders doen, maar wie ben ik? Ik ben maar een eerstejaars studentje journalistiek. Over een paar jaar zal ik het anders doen. Niet dat jij dan nog bestaat en de kans dat ik ooit voor jou ga werken is klein, enorm klein, maar uiteindelijk gaat het om het idee. Je wordt langs alle kanten ingehaald: televisie, internet, social media... Jouw nieuws is soms al verouderd. Daar kun je niets aan doen, maar eigenlijk ben je niets meer. Je moet het hebben van de vorige generatie, die zijn immers met je opgegroeid en zij kopen je nog, omdat ze niet anders gewend zijn. Wat moet je anders, als je als mens zonder televisie en internet toch op de hoogte wilde zijn van het laatste nieuws? Precies, die mensen ving jij op. 
Maar wat ben je vandaag de dag nog? Wat breng je ons nog? Achtergrondverhalen en lange stukken over politiek, die af en toe onderbroken worden door grappige stukjes met "kort nieuws". Al met al niet echt iets wat de jongere van nu nog interesseert. Mij wel, al doe ik alsof. Ik doe je. Niet omdat ik je wil, maar omdat ik moet. Van mezelf, dat dan weer wel. Ik sleep mezelf door je lange stukken heen, en als ik eindelijk door je heen ben, vraag ik me af wat ik gelezen heb. 
Het is jammer, echt jammer, dat je niet wat leuker bent. Misschien had het dan kunnen werken. Het is al een tijdje niets tussen ons, en ik denk niet dat we verder moeten gaan. Ik ga er een punt achter zetten. Ik hoop dat je anderen wel gelukkig kunt maken. Het spijt me.
Ik maak het uit, krant.

donderdag 17 februari 2011

Ik wil


Ik wil naar je kijken. Ik wil stiekem de hele dag naar je staren totdat je je ongemakkelijk voelt.
Ik wil je hoofd op mijn schouder voelen en zachtjes door je haar gaan.
Ik wil je aanraken, zachtjes met mijn vingertoppen je wang strelen.
Ik wil ruzie met je maken. Ik wil tegen je schreeuwen en in tranen uitbarsten, zodat jij me troost.
Ik wil je hand vasthouden, zodat iedereen ziet dat ik bij jou hoor.
Ik wil jouw armen om me heen, omdat ik me dan veilig voel. 
Ik wil iedere nacht met je in slaap vallen, en 's morgens weer met je opstaan.
Ik wil met je huilen en met je lachen.
Ik wil dat je mijn hand pakt en samen met mij mijn grenzen verlegt.
Ik wil je zoenen, heel lang en heel zachtjes. 

Ik wil jou, en niemand anders.


woensdag 16 februari 2011

Microfoongeile seksrobot

Deze  blog is mede mogelijk gemaakt door: Iris van Iersel, Hannah Reinders, Juliette van der Smitte en Iris Muller.


"Als ze net zo gretig is met een piemel als met een microfoon, dan is ze de mijne."

Het is een schitterende woensdagmiddag. Het schoolgebouw van de Fontys Hogeschool voor de Journalistiek wordt verlicht door goudkleurige zonnestralen. Alle eerstejaarsstudenten verzamelen zich in de aula, wachtend op de Commissaris van de Koningin. Als hij arriveert wordt het doodstil. Een heus gevoel van onwetendheid raast over de hoofdjes van de Sjaars. Behalve bij één.
Deze Sjaar, beter bekend als Octo, verplaatst zich gauw naar de eerste rij, zodat ze zoveel mogelijk informatie op kan nemen. Haar neus wijst subtiel omhoog en met samengeknepen oogjes kijkt ze naar de Commissaris. Er mogen vragen gesteld worden, en haar ogen beginnen te schitteren. Haar met boekwerk-doordrenkte hersencellen bereiden de naarste vragen voor. Haar hand schiet omhoog. Dit is het begin van de ondergang van dit gastcollege.  Een zucht van lichte ergernis schalt door de volle aula. Het is zover. Een explosie op Twitter ontstaat. De harde "nee hè" vanuit de zaal wordt beantwoord met zacht gegrinnik. Maar Octo laat zich niet zomaar uit het veld slaan. Onverstoorbaar stelt ze haar vraag, maar de concentratie is weg.
Onze hersentjes voelen een losschietende connectiezenuw. Alle woorden van Octo gaan als een razende wind langs ons heen. De Commissaris van de Koningin rolt met zijn ogen en hij probeert haar af te wimpelen. Helaas, Octo lult hem er totaal uit. Het ongenoegen van de Sjaars wordt geuit op Twitter, in een inmiddels trending topic. #Octo is razend populair. Op Twitter wordt ondertussen ook afgeteld voor de volgende irritatieronde: "Drie, twee, een: zuchtwave!" Ook de #FHJ is populair deze middag. Hier en daar wordt gefluistert: "Daar moet een piemel in!"
Als voor haar vijfde vraag de microfoonpiemel in haar handen gedrukt wordt, wordt de verwachte vraag aan Octo gesteld: "Zal ik hem maar gewoon bij jou laten?" Haar laatste vraag mag ze, gelukkig, niet stellen. Het gastcollege wordt afgerond en alle Sjaars verlaten opgelucht de aula. Helaas met nog even weinig informatie als anderhalf uur geleden. Waar het vanmiddag over ging, dat weet alleen God. En totdat wij het weten, kijken we neer op onze notities van het eerste half uur. De rest is helaas in rook opgegaan.



dinsdag 15 februari 2011

Luipaard

Ik wil een luipaard zijn. Dan sluip ik in Afrika over de savanne, klim ik in een boom en geniet ik lekker van het zonnetje. Totdat ik een arm, nietsvermoedend hert in het oog krijg. Of een knaagdier, of misschien zelfs een vogel. Het is maar waar ik op dat moment zin in heb. 
Vandaag heb ik zin in een antilope. Ik speur de vlakte af, en daar zie ik een groep antilopen. Eentje krijgt mijn specifieke aandacht: een jong, onwetend exemplaar. Die zijn het sappigst.
Ik verlaat mijn boom en benader de groep onopgemerkt. Het duurt lang, maar het wachten zal beloond worden. Ik kom langzaam dichterbij. De jonge antilope lijkt me op te merken en ze kijkt opgeschrikt rond, maar ik word niet ontdekt. Ik blijf liggen, verscholen in het gras. Ze richt haar aandacht weer op waar ze mee bezig was: eten. "Hmm, eten. Wat zal ik straks heerlijk eten", denk ik.
Ik kruip nog een meter dichterbij en ik druk me nog wat lager in het gras. Ik span al mijn spieren aan en daar ga ik: recht op mijn doel af. De groep stuift uiteen. Het is nu ieder voor zich. De ogen van mijn prooi schieten angstig in het rond, terwijl ze een vluchtweg probeert te zoeken. Tevergeefs. Ik geef alles wat ik in me heb, ik ren zo hard als ik kan en mijn moeite word beloond: ik krijg haar te pakken. Ik grijp haar in haar nek. Ik bijt haar slagader door. Haar ogen draaien vreemd in de rondte, en ze blaast haar laatste adem uit. Ik sleep haar mee, terug naar mijn boom. Ik neem haar mee mijn boom in, veilig voor andere roofdieren. Ik vreet haar op, met huid en haar, en daarna gooi ik het karkas uit de boom. Ik kijk trots over de vlakte, waar het nu ijzig stil is. Míjn vlakte. Tevreden leg ik mijn kop op mijn poten, en doezel ik weg in het zonnetje, wachtend op een volgende maaltijd.

maandag 14 februari 2011

Valentijnsdag

Het is weer zo ver. Het is weer 14 februari, een datum die beter bekend staat als Valentijnsdag. Op deze ene dag in het jaar schijn je extra lief te moeten zijn voor je geliefde. De rode rozen zijn uitverkocht in alle bloemenwinkels, en nergens zijn nog bonbons of hartjessnoepjes te krijgen. Kaartjes met afgezaagde liefdesboodschappen worden her en der in Nederland bezorgt, opgewacht door wanhopige Nederlanders die wachten op dat ene teken van extra liefde.
Valentijnsdag. Extra kusjes, knuffels, lieve woorden, lieve sms'jes en 's nachts lief tegen elkaar aan kruipen en lieve dingen in elkaars oor fluisteren.. Waarom zou dat per se moeten met Valentijnsdag? Je zou gewoon alle 365 dagen die een jaar telt lief moeten zijn voor je geliefde. Tenminste, dat is wat ik vind. En dan dat zinnetje: Wil je mijn Valentijn zijn? Bijna net zo afgezaagd als: Hoi, wil je verkering met me?

Ik vind het allemaal maar commerciële onzin, die Valentijnsdag. Mijn vriendje ook, gelukkig. We hebben geen speciale dag nodig om lief voor elkaar te zijn. Ik hoef geen bos rode rozen en een romantisch etentje op Valentijnsdag, daar zijn namelijk nog 364 andere dagen voor. Natuurlijk zou ik nu het liefst bij hem zijn, maar morgen wil ik nog liever bij hem zijn, en overmorgen nog liever. Lekker tegen hem aan kruipen, lieve dingen in zijn oor fluisteren en naast hem in slaap vallen.. Daar hoeft het voor mij geen 14 februari voor te zijn, dat kan ik op elke dag.

zaterdag 12 februari 2011

Irritaties

Iedereen heeft het: irritaties. Je kunt je mateloos ergeren aan trekjes die mensen hebben, aan de manier waarop mensen praten, lachen of eten. Of je kunt je, net zoals ik, totaal ergeren aan álles van bepaalde personen. Nu erger ik me ongelofelijk snel aan mensen, vooral als ik ze al niet mag. Dat ligt aan mij, want ik ben gewoon een moeilijk persoon.

Ik kan me er namelijk mateloos aan ergeren als alles langzaam moet. Langzame humor hebben, langzaam praten, lopen, eten.. Gewoon langzaam zijn. Ik kan toch geen gesprek voeren met iemand die er een half uur over doet om uit te leggen dat hij gisteren maar liefst een half uur vertraging had met het OV? Ik hoef niet elke minuut tot in detail te bespreken: come to the fucking point. Doet me denken aan een opmerking van Kelly: "Misschien is 'ie niet van Tempo Team." I don't fucking care, gewoon gas erop en gáán. Ik heb altijd de neiging om dat soort mensen even wat peper in hun kont te duwen, wie weet helpt dat echt.

En wat dacht je van mensen die menen dat ze alles beter weten? Mensen die overal commentaar op hebben zonder dat ze überhaupt enig recht hebben om er commentaar op te hebben. En dan nog via de mail ook. Dat soort mensen haalt echt het bloed onder m'n nagels vandaan. Vre-se-lijk. Dat zijn ook de mensen die overal een mening over hebben en die koste wat kost de rest van de wereld die mening over wil brengen. Ga de politiek in of zo als je denkt dat mensen jouw mening willen horen. Ik wil het niet horen dus ben stil. Of wat dacht je van mensen die altijd alles willen verbeteren, ook als ze niet eens aanwezig waren. Bemoei je er niet mee, en zorg eerst eens dat je gewoon op school bent in plaats van te twitteren tot midden in de nacht en je de volgende ochtend ziek te melden. Wat een fail.


Ik word er zo moedeloos van he, van dit soort mensen. Natuurlijk ben ik zelf niet perfect. Verre van zelfs. Ik praat té snel (ik ben namelijk wel van Tempo Team) en ik ben te makkelijk over te halen, ik ga van links naar rechts en af en toe eens rechtdoor, want zo bereik ik het doel ook allemaal prima. Hoe noem je dat? Flexibel? Nah, ik ben gewoon niet zo moeilijk met dit soort dingen. 

De vriendin

She's coming home, she's coming home
Tell the world she's coming home
Let the rain wash away, all the pain of yesterday

Zes jaar geleden maakten ze kennis: het meisje en jij. Jullie hadden het wel gezellig, waren altijd samen. Ze nam je ook overal mee naartoe. Ze leefde op nadat ze jou had leren kennen, ze werd echt anders. Opeens leerde ze een andere kant van je kennen. Je werd gemeen, verwachtte rare dingen van haar. En zij deed het ook nog. Ze zag het gebeuren, maar ze durfde niet in te grijpen. Je was haar vriendin, haar maatje. Je had haar gemaakt naar hoe jij haar wilde zien. Ze keek tegen je op. Je was haar voorbeeld. Ze wilde net zo zijn als jij, en daar kon jij voor zorgen. Je beloofde het haar. Het enige wat je nodig had was een beetje medewerking van haar, en dan zou alles goed komen. Ze zou nog mooier worden dan jij, dat beloofde je haar. Een glinstering in haar ogen verried dat ze het voor zich zag, dat ze jullie samen zag lopen, beiden bloedmooi en geliefd.
Je pakte haar hand en je nam haar mee, over de paden die jij al lang bewandeld had. Ze trad in jouw voetsporen, maakte alles mee wat jij ook had meegemaakt. In het begin ging het prima, ze bloeide op en ze straalde. Maar niet voor lang. Je trok haar mee, je hield haar vast, tot ze geen kant meer uit kon. Je hield haar in je greep. De glinstering in haar ogen verdween. Zij verdween. Ze veranderde in een stil, onzeker meisje. En jij stond ver boven haar. Ze wilde opstaan, om tegen je in te gaan. Jij duwde haar naar beneden, haar eigen chaos in. Je maakte haar gek. Je nam bezit van haar. Zij werd steeds stiller en ze trok zich steeds meer terug. Ze leefde alleen nog voor jou. Ze leefde alleen mét jou. Ze stond met je op en ze ging met je slapen. Ze straalde niet meer. Ze klampte zich vast aan je belofte. Ze raakte alles kwijt. Alles, behalve jou.

Zes jaar geleden werd zij je bezit. Tot op de dag van vandaag houd je haar gevangen in je ijzeren greep. En niemand die het weet.

donderdag 3 februari 2011

Ik ken je niet

Je vluchtte er stiekem tussenuit, je vluchtte weg. 
Weg van ons, op weg naar een nieuw begin.

Het is alweer zes jaar geleden. Zes jaar geleden, toen je na anderhalf jaar van leugens voor haar koos. Je vertrok, met de woorden “ik heb tijd nodig.” Die tijd veranderde in dagen,  weken, maanden. Je nam alles mee, en wat je hier achterliet was verdriet, onbegrip en woede. Je kwam niet meer terug, wat zorgde voor nog meer woede. Verdrietig kan ik er niet om zijn. Ik ben teleurgesteld. Diep teleurgesteld in hoe je geworden bent.
Ik ben vooral teleurgesteld in mezelf. Ik wist het namelijk. Ik wist dat je loog, dat zag ik aan je reacties. Maar ik geloofde het niet. Ik wílde het niet geloven.
Het kwam hard aan toen je bedrog boven water kwam. Het kwam nog harder aan dat er geen uitleg kwam. Het onbegrip bleef en groeide, en ik begon je te haten. Haar haatte ik nog meer. De vrouw die mijn leven veranderde en het bloed keer op keer onder mijn nagels vandaan wist te halen. De vrouw die dacht dat ze een vervanger was en die meende dat ze boven ons stond.
Eigenlijk is het triest. Triest hoe iemand kan veranderen in een zielig hoopje mens. Triest hoe iemand er helemaal zelf voor kiest om zijn leven zo’n wending te laten nemen en niet probeert om er wat aan te doen. Gewoon zielig, eigenlijk. Nee, medelijden heb ik niet. Dat zul je ook nooit krijgen, zelfs niet al had je het graag.
Wat me het kwaadst maakt is het feit dat je zelfs na zes jaar nog niet begrepen hebt dat we alle drie niets meer met je te maken willen hebben. Nu niet, en over tien jaar ook niet.
Ik denk dat ik je zelfs niet eens meer zou herkennen als ik je tegen zou komen op straat. Ik zou me afvragen wie je bent, waarom je mijn naam weet en waarom je me aanspreekt. Waarschijnlijk zie je er nog even fout uit als zes jaar geleden en loop ik met een grote boog om je heen. Modemissers moet je namelijk te allen tijde vermijden.
Het liefst zie ik je langzaam kapot gaan, langzaam rottend in je eigen zelfmedelijden. Ik hoop dat je zelf ooit gaat inzien waar je mee bezig bent. En als je het eindelijk inziet is het te laat. De kansen om het goed te maken heb je gehad. Je pakte ze niet aan, en ik ben geen uithangbord dat wekenlang hetzelfde aanbiedt.
Ik heb je uit mijn gedachten gewist, foto’s waar jij op stond heb ik weggegooid, herinneringen aan jou zijn al zes jaar ver weggestopt.
Je bent gevlucht van ons, om gelukkig te worden met een ander. Ik weet dat je ongelukkig bent. Je kan namelijk nooit gelukkig zijn als allebei je dochters je niet meer willen zien. Ik hoop dat je er aan onderdoor gaat. Ik hoop dat je me ooit jankend opbelt. Dan zal ik opnemen en zeggen: “Je bent mijn vader? Maar ik heb helemaal geen vader.”